Terwijl de rijp nog aan de spinnenwebben hing, de ratten hun laatste passen van hun nachtelijke strooptochten zetten en er hier en daar nog het mysterieuze geroep van een uil te horen was (of was het een houtduif, dat kan ook) stond midden op het trialveld een heks, in lange zwarte jas en hoge punthoed. Zij was duidelijk de opperheks, die haar medeheksen en vazallen vertelde hoe zij de duivelse bokken door de poorten van de onderwereld moesten leiden.